Gedragseconomie en de vraaglijn
Een jaar of zes, zeven geleden ben ik – geleidelijk – twintig kilo afgevallen. Bij mij ging ieder pondje door het mondje, dus om op gewicht te blijven heb ik blijvend mijn eetpatroon veranderd. Dat houdt onder andere in, dat ik geen koekje bij de koffie neem. Maar soms heb ik ook zin in ‘iets lekkers’, dus heb ik met mezelf afgesproken dat ik altijd iets lekkers mag – als ik het zelf gemaakt heb. Ik kan aardig cakes, koeken en muffins bakken, maar soms raak ik gefrusteerd dat ik niet ‘gewoon’ iets in de winkel kan kopen – ik heb m’n zwakke momenten.
Ik moest hier aan denken, toen ik een artikel1 over een gedrags-economisch experiment met ratten2 las. Het artikel beschreef een onderzoek naar een methode om snel een vraagcurve af te kunnen leiden. Hiervoor hadden de onderzoekers een aantal experimenten met ratten uitgevoerd. De ratten werden ieder in een kooitje gezet met een waterfles, een etensbakje en een hefboom. Door de hefboom een x aantal keer te bewegen, kreeg een rat een portie eten. De onderzoekers zagen daarom de arbeid die nodig was om aan een portie eten te komen – het bewegen van de hefboom – als de prijs, en het portie eten als het product.
De onderzoekers deden drie experimenten. In het eerste experiment werd de prijs – het aantal keren dat een rat de hefboom moest bewegen – verhoogd van 1 naar 15 naar 45, 90, 180 enzovoort. Het zal u niet verbazen dat de vraag afnam naarmate de prijs steeg. In het tweede experiment werd de ‘prijsontwikkeling’ voor de helft van de laboratoriumratten aselect gekozen, en in het derde experiment steeg de prijs minder snel voor de helft van de ratten. Alle experimenten lieten een dalende vraagcurve zien, die aanvankelijk prijsinelastisch was, om vanaf een zekere prijs een scherp dalend verloop te laten zien, oftewel prijselastisch werd. Om u gerust te stellen: de ratten kwamen gedurende de experimenten aan.
Ik ben kennelijk niet anders dan de ratten: als ik meer moet doen voor het voedsel dat ik eet, eet ik ook liever minder – of val toch ten prooi aan het gemak van de supermarkt of de pizza-bezorger.
Het experiment vestigde mijn aandacht ook op iets anders: het verband tussen de prijs die je betaalt voor een goed of dienst, en de arbeid die je ervoor hebt geleverd. In het rattenexperiment was er een direct verband tussen geleverde arbeid en het product – hierdoor namen de ratten een beslissing over de hoeveelheid arbeid die ze wilden leveren die direct gerelateerd was aan hun behoefte aan voedsel. Als we in een winkel geld besteden, staan we meestal niet stil bij de arbeid die we geleverd hebben om de producten in ons winkelmandje te kunnen kopen. Terwijl we eigenlijk, net als de ratten, beslissen hoeveel van onze arbeid een product ons waard is. Ik vraag me af hoeveel keukenvloeren ik bereid zou zijn te dweilen voor één extra t-shirt.
Hoe kunt u dit in de les gebruiken?
Waar ik benieuwd naar ben: zouden de hoeveelheid arbeid die een leerling bereid is te verzetten voor bijvoorbeeld een nieuw paar sneakers, overeenkomen met de prijs die hij/zij bereid is te betalen? U zou daar in de klas een onderzoekje naar in kunnen stellen. U kunt uw leerlingen de vraag stellen hoeveel uren en minuten ze bereid zijn om te werken voor een nieuw paar sneakers. U gaat niet in op vragen over het uurloon, het gaat erom dat de leerlingen bedenken hoeveel zweet en tijd ze bereid zijn om ervoor te geven. Als iedere leerling dit heeft opgeschreven, kunt u hun antwoorden verzamelen en dit bijvoorbeeld gebruiken om een collectieve vraaglijn te tekenen. De prijs is dan het aantal uren en minuten arbeid.
Zouden de leerlingen een uurloon in hun achterhoofd houden, bij het noemen van de hoeveelheid arbeid die ze willen verzetten? Of zouden ze echt denken in termen van zweet en tijd? En als ze denken in de hoeveelheid arbeid, op welke prijs zou het door hen genoemde aantal uren en minuten dan neerkomen als ze het omrekenen naar euro aan de hand van bijvoorbeeld het minimum jeugdloon? Zou u dit onderzoekje uitvoeren in de klas, dan ben ik heel benieuwd naar de resultaten.
- Rapid Demand Curves for Behavioral Economics, Animal Learning & Behaviour, 1988, 16 (3), 330-339
- Ik had niet gedacht dat de gedragseconomie ratten gebruikt voor experimenten.