Welvaart en groei

Economische groei en werkgelegenheid

Ik denk dat ik bij de laatste reden om economische groei na te streven ben aangeland1: economische groei om meer werkgelegenheid te creëren. Waar het bij de relatie tussen bevolkingsomvang en economische groei ging om het handhaven van de levensstandaard – de bestedingenkant -, gaat het hier om de productiekant. De vraag die ik mezelf heb gesteld is: Hoe verhoudt de ontwikkeling van de werkgelegenheid zich met de ontwikkeling van het bruto binnenlands product? Is dit een rechtevenredige relatie – iedere procent stijging in het bbp leidt tot een stijging met een procent van de werkgelegenheid? Of is het verband meer of minder evenredig?2
Om dit te onderzoeken heb ik gegevens van het CBS gebruikt die betrekking hebben op de periode 1995 – 2017.3 Werkgelegenheid wordt onder andere gemeten in gewerkte uren. Ik heb de ontwikkeling van het aantal gewerkte uren en het bbp omgerekend naar indexcijfers met als basisjaar 1995. Dit stelt me in staat om beide ontwikkelingen met elkaar te vergelijken. Dit leverde de volgende grafiek op:

 

De grafiek laat zien dat de werkgelegenheid in verhouding minder is gestegen dan het bbp. Een stijging in het bbp – economische groei – betekende niet dat er in verhouding evenveel werkgelegenheid bijkwam. De grafiek laat ook zien dat de werkgelegenheid in de periode dat het bbp steeg, ook gestegen is. Waar het bbp daalde zie je ook een teruggang in de werkgelegenheid.

Om meer inzicht te krijgen in het verband tussen de ontwikkeling van de werkgelegenheid en het bbp, heb ik de economische sectoren onder de loep genomen4:

Ontwikkeling van werkgelegenheid en bbp naar economische sectoren

Om de leesbaarheid van de grafieken te verbeteren heb ik de gegevens opgedeeld in vier groepen. De onderbroken lijnen geven de ontwikkeling van het bbp weer, de doorlopende lijnen de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Deze grafieken zeggen niets over het relatieve belang van de verschillende economische sectoren. Ze laten zien in welke sectoren economische groei gepaard gaat met een (meer) dan evenredige groei van de werkgelegenheid in die sector en in welke sectoren niet.

Omdat in de meeste sectoren een stijging van het bbp gepaard gaat met een groei in de werkgelegenheid, suggereert dit dat het zin heeft om economische groei na te streven om de werkgelegenheid te stimuleren. Het roept ook de vraag op of het een effectief instrument is – want als deze trend zich doorzet is er in verhouding steeds meer economische groei nodig om een werkgelegenheidseffect te verkrijgen.


Hoe kunt u dit in de les gebruiken?

U kunt uw leerlingen zelf aan de hand van CBS gegevens een grafiek op laten stellen. Ik ben in mijn grafiek uitgegaan van gewerkte uren, maar de leerlingen kunnen bijvoorbeeld het aantal werkzame personen, of het aantal banen nemen, om de grafiek te tekenen.

De vraag waarom de werkgelegenheidsontwikkeling achter blijft bij het de ontwikkeling van het bbp leent zich voor een klassengesprek.5
U kunt hier een praktische opdracht van maken door de leerlingen in twee of drie-tallen de ontwikkeling van de werkgelegenheid in een sector te laten onderzoeken.6

U kunt de leerlingen de sector grafieken voorleggen. Valt hen hier iets op aan het verloop van de doorlopende lijnen in vergelijking met de onderbroken lijnen (van dezelfde kleur)?7

Een andere mogelijkheid voor een klassengesprek is de vraag of de overheid in moet zetten op economische groei om de werkgelegenheid te stimuleren.8


  1. Dit is niet helemaal waar: ik kan nog een reden bedenken, maar die wil ik meenemen in de conclusie van deze serie over economische groei.
  2. Ik neem overigens aan dat dit verband er is.
  3. Ik heb twee tabellen uit Statline gebruikt Arbeidsvolume en werkzame personen, nationale_rekeningen, 26 maart 2018 en Bbp productie en bestedingen, nationale_rekeningen, 6 april 2018
  4. Hiervoor gebruikte ik naast de eerder genoemde tabellen, de Statline tabel, Opbouw binnenlands product (bbp), nationale rekeningen, CBS, 23 juni 2017.
  5. Het gaat hier om de arbeidsintensiteit van de productie. Als de productie steeds minder arbeidsintensief wordt, meestal gaat dit gepaard met een stijging van de kapitaalintensiteit, dan levert een toename van de productie in verhouding steeds minder extra werkgelegenheid op. Dit werd aanvankelijk veroorzaakt door mechanisering, toen door automatisering, en de laatste tijd wordt er veel gesproken over robotisering. De grafieken met de ontwikkeling van de werkgelegenheid en het bbp naar sectoren ondersteunt dit oorzaak-gevolg verband, omdat met name in de industrie, Nijverheid en energie en Informatie en Communicatie sectoren de werkgelegenheid achterblijft bij de ontwikkeling van het bbp.
  6. Als u dit een leuke praktische opdracht vindt, aarzel dan niet om contact met mij op te nemen.
  7. In de industrie, Landbouw, Bosbouw en Vissery, Nijverheid en energie en Informatie en Communicatie en in minder mate in de Financiële dienstverlening sectoren blijft de werkgelegenheid achter bij de ontwikkeling van het bbp. Opvallender is misschien nog de sector Cultuur, Recreatie en overige diensten, waarvan de ontwikkeling van het bbp achterblijft bij de werkgelegenheid. Een afwijkend patroon laat de bouwnijverheid zien, met uitschieters in de ontwikkeling van het bbp.
  8. Het antwoord kan bevestigend zijn, omdat de groei van het bbp gepaard gaat met groeiende werkgelegenheid, ook al blijft deze achter bij de bbp-ontwikkeling. Een genuanceerder antwoord kan zijn dat de overheid alleen groei zou kunnen stimuleren in bepaalde sectoren waarin de werkgelegenheid (meer dan) evenredig dan het bbp groeit.